Nokia N93 - Verbinding

background image

Verbinding

Gegevensverbindingen en toegangspunten

Het apparaat ondersteunt pakketgegevensverbindingen
zoals GPRS in het GSM-netwerk. Wanneer u het apparaat
gebruikt in GSM- en UMTS-netwerken, kunnen meer
gegevensverbindingen tegelijk actief zijn en kunnen
toegangspunten een gegevensverbinding delen.

U kunt ook een WLAN-verbinding gebruiken. Zie “WLAN”
op pag. 20. In een WLAN-netwerk kan slechts één
verbinding tegelijkertijd actief zijn.

Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt
nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten
definiëren, zoals:

• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden

en ontvangen van multimediaberichten;

• toegangspunt voor de webtoepassing voor het bekijken

van WML- of XHTML-pagina's;

• internettoegangspunt om e-mail te verzenden en

ontvangen en verbinding met internet te maken.

background image

Instrumenten

122

Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig
hebt voor de dienst waarvan u gebruik wilt maken. Neem
contact op met uw serviceprovider voor informatie over
de beschikbaarheid van diensten voor
pakketgegevensverbindingen.

Toegangspunten

U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen
in een bericht van een serviceprovider. Zie “Gegevens en
instellingen” op pag. 54. Sommige of alle toegangspunten
kunnen vooraf zijn ingesteld voor uw apparaat door de
serviceprovider en het is wellicht niet mogelijk deze
instellingen te wijzigen of verwijderen of om nieuwe
instellingen toe te voegen.

geeft een beveiligd

toegangspunt aan.

geeft een toegangspunt voor pakketgegevens aan

en

een toegangspunt voor een WLAN-netwerk.

Tip! Als u een internettoegangspunt wilt instellen in

een WLAN-netwerk, drukt u op

en selecteert u

Connect.

>

Verb.beh.

>

Beschk. WLAN

>

Opties

>

Toeg.pt definiëren

.

Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, kiest u

Opties

>

Nieuw toegangspunt

. Als u de instellingen

van een toegangspunt wilt bewerken, kiest u

Opties

>

Bewerken

. Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam verbinding

- Voer een beschrijvende naam in voor

de verbinding.

Drager gegevens

- Selecteer het verbindingstype.

Afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding zijn
alleen bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden in die
zijn voorzien van een rood sterretje of de aanduiding

Te

definiëren

. De overige velden hoeft u alleen in te vullen als

uw serviceprovider dat aangeeft.

Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie ondersteunen
en zo nodig activeren op de SIM-kaart.

Packet data

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam toegangspunt

- De naam van het toegangspunt

wordt verstrekt door de serviceprovider.

Gebruikersnaam

- De gebruikersnaam kan nodig zijn bij

het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider.

Vraag om wachtw.

- Als u bij aanmelding op de server

telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het
wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan, kiest u

Ja

.

Wachtwoord

- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het

maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.

background image

Instrumenten

123

Verificatie

- Kies

Normaal

of

Beveiligd

.

Homepage

- Voer het webadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het
toegangspunt dat u instelt.

Kies

Opties

>

Geavanc. instell.

om de volgende

instellingen te wijzigen:

Netwerktype

- Selecteer

IPv4-instellingen

of

IPv6-

instellingen

. De andere instellingen zijn afhankelijk van

het geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon

(alleen voor IPv4) - Voer het IP-adres

van het apparaat in.

DNS-adres

- Voer in

Primaire naamserver:

het IP-adres

van de primaire DNS-server in. Voer in

Secund.

naamserver:

het IP-adres van de secundaire DNS-server

in. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.

Proxy-serveradres

- Definieer het adres van de

proxyserver.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de

proxyserver in.

WLAN

Volg de instructies van de serviceprovider.

WLAN-netwerknaam

- Kies

Handmatig opgeven

of

Netw.namen zken

. Als u een bestaand netwerk selecteert,

worden de instellingen voor

WLAN-netwerkmodus

en

WLAN-beveil.modus

bepaald door de instellingen van

het bijbehorende toegangspunt.

WLAN-netwerkmodus

- Kies

Ad-hoc

als u een ad-hoc

netwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks gegevens
moeten kunnen verzenden en ontvangen. Een WLAN-
toegangspunt is niet nodig.

WLAN-beveil.modus

- Selecteer de gebruikte codering:

WEP

,

802.1x

(niet voor ad-hoc netwerken) of

WPA/

WPA2

. Als u

Open netwerk

kiest, wordt geen codering

gebruikt. De coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen
alleen worden gebruikt als deze door het netwerk worden
ondersteund.

WLAN-beveil.instell.

- Voer de instellingen in voor de

geselecteerde beveiligingsmodus:

De beveiligingsinstellingen voor

WEP

zijn als volgt:

WEP-sleutel in gebr.

- Selecteer het WEP-

sleutelnummer. U kunt maximaal vier WEP-sleutels
maken. Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd
op het toegangspunt voor het WLAN-netwerk.

Verificatietype

- Kies

Open

of

Gedeeld

voor het

verificatietype tussen uw apparaat en het toegangspunt
voor het WLAN-netwerk.

Instell. WEP-sleutel

- Voer een waarde in voor

WEP-

codering

(lengte van de sleutel),

Indeling WEP-sleutel

background image

Instrumenten

124

(

ASCII

of

Hexadecimaal

) en

WEP-sleutel

(de WEP-

sleutelgegevens in de geselecteerde indeling).

Beveiligingsinstellingen voor

802.1x

en

WPA/WPA2

zijn

als volgt:

WPA-modus

- Selecteer de verificatiemethode:

EAP

als u

een EAP-plug-in (Extensible Authentication Protocol) wilt
gebruiken, of

Vooraf ged. sleutel

als u een wachtwoord

wilt gebruiken. Leg de gewenste instellingen vast:

Instell. EAP-plug-in

(alleen voor

EAP

) - Volg de

instructies van de serviceprovider voor de instellingen.

Vooraf ged. sleutel

(alleen voor

Vooraf ged. sleutel

) -

Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord moet
worden ingevoerd op het toegangspunt voor het WLAN-
netwerk.

TKIP-codering

- Geef aan of TKIP (Temporal Key Integrity

Protocol) moet worden gebruikt.

Homepage

- Hiermee definieert u een homepage.

Kies

Opties

>

Geavanc. instell.

en maak een keuze uit de

volgende opties:

IPv4-instellingen

:

IP-adres telefoon

(het IP-adres van

het apparaat),

Subnetmasker

(het IP-adres van het

subnet),

Standaardgateway

(de gateway) en

DNS-adres

- Voer de IP-adressen in van de primaire en secundaire
DNS-server. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.

IPv6-instellingen

>

DNS-adres

- Selecteer

Automatisch

,

Standaard

of

Door gebr. gedef.

.

Ad-hoc kanaal

(alleen voor

Ad-hoc

) - Als u handmatig

een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren, kiest u

Dr gebr.

gedefinieerd

.

Proxy-serveradres

- Definieer het adres van de

proxyserver.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de

proxyserver in.

Packet-gegevens

De pakketgegevensinstellingen gelden voor alle
toegangspunten waarvoor een pakketgegevensverbinding
wordt gebruikt.

Packet-ggvnsverb.

- Als u

Autom. bij signaal

selecteert

en u zich bevindt in een netwerk dat pakketgegevens
ondersteunt, wordt het apparaat automatisch aangemeld
bij het pakketgegevensnetwerk. Het starten van een
actieve pakketgegevensverbinding verloopt sneller,
bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van e-mail.
Als er geen dekking is voor een pakketgegevensverbinding,
wordt regelmatig geprobeerd deze verbinding tot stand te
brengen. Als u

Wanneer nodig

selecteert, wordt GPRS

alleen gebruikt als u een toepassing of bewerking start
waarvoor een pakketgegevensverbinding nodig is.

background image

Instrumenten

125

Toegangspunt

- U moet de naam van het toegangspunt

invullen als u het apparaat wilt gebruiken als
pakketgegevensmodem voor de computer.

Wireless LAN

Beschikbrhd tonen

- Geef aan of

moet worden

weergegeven wanneer er een WLAN-netwerk
beschikbaar is.

Zoeken nr netwerken

- Als u

Beschikbrhd tonen

instelt

op

Ja

, moet u aangeven hoe vaak moet worden gezocht

naar beschikbare WLAN-netwerken en hoe vaak de
indicator moet worden bijgewerkt.

Kies

Opties

>

Geavan. instellingen

als u geavanceerde

instellingen wilt bekijken. Het wordt niet aanbevolen
geavanceerde instellingen voor het WLAN-netwerk te
wijzigen.

Configuraties

U ontvangt mogelijk vertrouwensinstellingen voor de
server van de serviceprovider in een configuratiebericht. De
instellingen kunnen ook zijn opgeslagen op de USIM-kaart.
U kunt deze instellingen opslaan op het apparaat en de
instellingen bekijken of verwijderen in

Configuraties

.