Verbinding
Gegevensverbindingen en toegangspunten
Het apparaat ondersteunt pakketgegevensverbindingen
zoals GPRS in het GSM-netwerk. Wanneer u het apparaat
gebruikt in GSM- en UMTS-netwerken, kunnen meer
gegevensverbindingen tegelijk actief zijn en kunnen
toegangspunten een gegevensverbinding delen.
U kunt ook een WLAN-verbinding gebruiken. Zie “WLAN”
op pag. 20. In een WLAN-netwerk kan slechts één
verbinding tegelijkertijd actief zijn.
Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt
nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten
definiëren, zoals:
• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden
en ontvangen van multimediaberichten;
• toegangspunt voor de webtoepassing voor het bekijken
van WML- of XHTML-pagina's;
• internettoegangspunt om e-mail te verzenden en
ontvangen en verbinding met internet te maken.
Instrumenten
122
Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig
hebt voor de dienst waarvan u gebruik wilt maken. Neem
contact op met uw serviceprovider voor informatie over
de beschikbaarheid van diensten voor
pakketgegevensverbindingen.
Toegangspunten
U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen
in een bericht van een serviceprovider. Zie “Gegevens en
instellingen” op pag. 54. Sommige of alle toegangspunten
kunnen vooraf zijn ingesteld voor uw apparaat door de
serviceprovider en het is wellicht niet mogelijk deze
instellingen te wijzigen of verwijderen of om nieuwe
instellingen toe te voegen.
geeft een beveiligd
toegangspunt aan.
geeft een toegangspunt voor pakketgegevens aan
en
een toegangspunt voor een WLAN-netwerk.
Tip! Als u een internettoegangspunt wilt instellen in
een WLAN-netwerk, drukt u op
en selecteert u
Connect.
>
Verb.beh.
>
Beschk. WLAN
>
Opties
>
Toeg.pt definiëren
.
Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, kiest u
Opties
>
Nieuw toegangspunt
. Als u de instellingen
van een toegangspunt wilt bewerken, kiest u
Opties
>
Bewerken
. Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam verbinding
- Voer een beschrijvende naam in voor
de verbinding.
Drager gegevens
- Selecteer het verbindingstype.
Afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding zijn
alleen bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden in die
zijn voorzien van een rood sterretje of de aanduiding
Te
definiëren
. De overige velden hoeft u alleen in te vullen als
uw serviceprovider dat aangeeft.
Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie ondersteunen
en zo nodig activeren op de SIM-kaart.
Packet data
Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam toegangspunt
- De naam van het toegangspunt
wordt verstrekt door de serviceprovider.
Gebruikersnaam
- De gebruikersnaam kan nodig zijn bij
het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider.
Vraag om wachtw.
- Als u bij aanmelding op de server
telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het
wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan, kiest u
Ja
.
Wachtwoord
- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het
maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.
Instrumenten
123
Verificatie
- Kies
Normaal
of
Beveiligd
.
Homepage
- Voer het webadres of het adres van de
multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het
toegangspunt dat u instelt.
Kies
Opties
>
Geavanc. instell.
om de volgende
instellingen te wijzigen:
Netwerktype
- Selecteer
IPv4-instellingen
of
IPv6-
instellingen
. De andere instellingen zijn afhankelijk van
het geselecteerde netwerktype.
IP-adres telefoon
(alleen voor IPv4) - Voer het IP-adres
van het apparaat in.
DNS-adres
- Voer in
Primaire naamserver:
het IP-adres
van de primaire DNS-server in. Voer in
Secund.
naamserver:
het IP-adres van de secundaire DNS-server
in. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
Proxy-serveradres
- Definieer het adres van de
proxyserver.
Proxy-poortnummer
- Voer het poortnummer van de
proxyserver in.
WLAN
Volg de instructies van de serviceprovider.
WLAN-netwerknaam
- Kies
Handmatig opgeven
of
Netw.namen zken
. Als u een bestaand netwerk selecteert,
worden de instellingen voor
WLAN-netwerkmodus
en
WLAN-beveil.modus
bepaald door de instellingen van
het bijbehorende toegangspunt.
WLAN-netwerkmodus
- Kies
Ad-hoc
als u een ad-hoc
netwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks gegevens
moeten kunnen verzenden en ontvangen. Een WLAN-
toegangspunt is niet nodig.
WLAN-beveil.modus
- Selecteer de gebruikte codering:
WEP
,
802.1x
(niet voor ad-hoc netwerken) of
WPA/
WPA2
. Als u
Open netwerk
kiest, wordt geen codering
gebruikt. De coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen
alleen worden gebruikt als deze door het netwerk worden
ondersteund.
WLAN-beveil.instell.
- Voer de instellingen in voor de
geselecteerde beveiligingsmodus:
De beveiligingsinstellingen voor
WEP
zijn als volgt:
WEP-sleutel in gebr.
- Selecteer het WEP-
sleutelnummer. U kunt maximaal vier WEP-sleutels
maken. Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd
op het toegangspunt voor het WLAN-netwerk.
Verificatietype
- Kies
Open
of
Gedeeld
voor het
verificatietype tussen uw apparaat en het toegangspunt
voor het WLAN-netwerk.
Instell. WEP-sleutel
- Voer een waarde in voor
WEP-
codering
(lengte van de sleutel),
Indeling WEP-sleutel
Instrumenten
124
(
ASCII
of
Hexadecimaal
) en
WEP-sleutel
(de WEP-
sleutelgegevens in de geselecteerde indeling).
Beveiligingsinstellingen voor
802.1x
en
WPA/WPA2
zijn
als volgt:
WPA-modus
- Selecteer de verificatiemethode:
EAP
als u
een EAP-plug-in (Extensible Authentication Protocol) wilt
gebruiken, of
Vooraf ged. sleutel
als u een wachtwoord
wilt gebruiken. Leg de gewenste instellingen vast:
Instell. EAP-plug-in
(alleen voor
EAP
) - Volg de
instructies van de serviceprovider voor de instellingen.
Vooraf ged. sleutel
(alleen voor
Vooraf ged. sleutel
) -
Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord moet
worden ingevoerd op het toegangspunt voor het WLAN-
netwerk.
TKIP-codering
- Geef aan of TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) moet worden gebruikt.
Homepage
- Hiermee definieert u een homepage.
Kies
Opties
>
Geavanc. instell.
en maak een keuze uit de
volgende opties:
IPv4-instellingen
:
IP-adres telefoon
(het IP-adres van
het apparaat),
Subnetmasker
(het IP-adres van het
subnet),
Standaardgateway
(de gateway) en
DNS-adres
- Voer de IP-adressen in van de primaire en secundaire
DNS-server. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
IPv6-instellingen
>
DNS-adres
- Selecteer
Automatisch
,
Standaard
of
Door gebr. gedef.
.
Ad-hoc kanaal
(alleen voor
Ad-hoc
) - Als u handmatig
een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren, kiest u
Dr gebr.
gedefinieerd
.
Proxy-serveradres
- Definieer het adres van de
proxyserver.
Proxy-poortnummer
- Voer het poortnummer van de
proxyserver in.
Packet-gegevens
De pakketgegevensinstellingen gelden voor alle
toegangspunten waarvoor een pakketgegevensverbinding
wordt gebruikt.
Packet-ggvnsverb.
- Als u
Autom. bij signaal
selecteert
en u zich bevindt in een netwerk dat pakketgegevens
ondersteunt, wordt het apparaat automatisch aangemeld
bij het pakketgegevensnetwerk. Het starten van een
actieve pakketgegevensverbinding verloopt sneller,
bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van e-mail.
Als er geen dekking is voor een pakketgegevensverbinding,
wordt regelmatig geprobeerd deze verbinding tot stand te
brengen. Als u
Wanneer nodig
selecteert, wordt GPRS
alleen gebruikt als u een toepassing of bewerking start
waarvoor een pakketgegevensverbinding nodig is.
Instrumenten
125
Toegangspunt
- U moet de naam van het toegangspunt
invullen als u het apparaat wilt gebruiken als
pakketgegevensmodem voor de computer.
Wireless LAN
Beschikbrhd tonen
- Geef aan of
moet worden
weergegeven wanneer er een WLAN-netwerk
beschikbaar is.
Zoeken nr netwerken
- Als u
Beschikbrhd tonen
instelt
op
Ja
, moet u aangeven hoe vaak moet worden gezocht
naar beschikbare WLAN-netwerken en hoe vaak de
indicator moet worden bijgewerkt.
Kies
Opties
>
Geavan. instellingen
als u geavanceerde
instellingen wilt bekijken. Het wordt niet aanbevolen
geavanceerde instellingen voor het WLAN-netwerk te
wijzigen.
Configuraties
U ontvangt mogelijk vertrouwensinstellingen voor de
server van de serviceprovider in een configuratiebericht. De
instellingen kunnen ook zijn opgeslagen op de USIM-kaart.
U kunt deze instellingen opslaan op het apparaat en de
instellingen bekijken of verwijderen in
Configuraties
.