Opladen en ontladen
Het apparaat werkt op een oplaadbare batterij. De volledige
capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas benut nadat de
batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen.
De batterij kan honderden keren worden opgeladen en
ontladen maar na verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer
de gesprekstijd en stand-by tijd aanmerkelijk korter zijn dan
normaal, moet u de batterij vervangen. Gebruik alleen
batterijen die door Nokia zijn goedgekeurd en laad de batterij
alleen opnieuw op met laders die door Nokia zijn goedgekeurd
en bestemd zijn voor dit apparaat.
Als u de nieuwe batterij voor de eerste keer gebruikt of als u
de batterij langere tijd niet hebt gebruikt, is het mogelijk dat u
de lader moet aansluiten, ontkoppelen en vervolgens opnieuw
moet aansluiten om het opladen te starten.
Haal de lader uit het stopcontact wanneer u deze niet
gebruikt. Houd niet een volledig opgeladen batterij gekoppeld
aan de lader omdat de levensduur van de batterij kan afnemen
wanneer deze wordt overladen. Als een volledig opgeladen
batterij niet wordt gebruikt, wordt deze na verloop van tijd
automatisch ontladen.
Als de batterij volledig ontladen is, kan het enkele minuten
duren voordat de batterij-indicator op het scherm wordt
weergegeven en u weer met het apparaat kunt bellen.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze
bestemd is. Gebruik nooit een beschadigde lader of batterij.
Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een metalen voorwerp
zoals een munt, paperclip of pen direct contact maakt met
de positieve (+) en negatieve (-) poolklemmen van de batterij.
Deze klemmen zien eruit als metalen strips. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren wanneer u een reservebatterij in uw
zak of tas hebt. Kortsluiting van de poolklemmen kan schade
veroorzaken aan de batterij of aan het voorwerp waarop deze
is aangesloten.
De capaciteit en de levensduur van de batterij nemen af
wanneer u deze op hete of koude plaatsen bewaart (zoals
in een afgesloten auto in de zomer of in winterse
omstandigheden). Probeer de batterij altijd te bewaren op
een temperatuur tussen 15°C en 25°C (59°F en 77°F). Een
apparaat met een warme of koude batterij kan gedurende
bepaalde tijd onbruikbaar zijn, zelfs wanneer de batterij
volledig opgeladen is. De batterijprestaties zijn met name
beperkt in temperaturen beduidend onder het vriespunt.
Gooi batterijen niet in het vuur. De batterijen kunnen dan
ontploffen. Batterijen kunnen ook ontploffen als deze
beschadigd zijn. Verwerk batterijen in overeenstemming met
de lokale regelgeving. Lever batterijen indien mogelijk in voor
recycling. Gooi batterijen niet weg met het huishoudafval.
Informatie over
de batterij
140